Angst/zorgen/rust/vrede/bescherming
Jesaja 26:3 - De standvastige is veilig bij u. Vrede is er voor wie op u vertrouwt.
1 Johannes 4:18 - Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit. De vrees houdt immers straf in, en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde.
Filippenzen 4:6-7 - Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus.
2 Timotheüs 1:7 - Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht en liefde en bezonnenheid.
1 Petrus 5:7 - Werp al uw zorgen op Hem, want Hij zorgt voor u.
Johannes 16:33 - Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat u in Mij vrede zult hebben. In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen.
2 Thessalonicenzen 3:16 - Moge de Heere van de vrede Zelf u voortdurend vrede geven op allerlei wijze. De Heere zij met u allen.
Johannes 14:27 - Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u. Laat uw hart niet in beroering raken en niet bevreesd worden.
Psalm 62:6 - Zoek rust, mijn ziel, bij God alleen, van Hem blijf ik alles verwachten.
Romeinen 15:13 - Moge God, die ons hoop geeft, u in het geloof geheel en al vervullen met vreugde en vrede, zodat uw hoop steeds blijft toenemen door de kracht van de heilige Geest.
Kolossenzen 3:15 - En laat de vrede van God heersen in uw harten, waartoe u ook in één lichaam geroepen bent; en wees dankbaar.
2 Korinthe 13:11 - Ten slotte, broeders, verblijd u, laat u terechtbrengen, laat u aansporen, wees eensgezind, leef in vrede. En de God van de liefde en de vrede zal met u zijn.
Galaten 5:22 - De vrucht van de Geest is echter: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
Psalm 116: Mijn ziel, keer terug tot uw rust, want de HEERE is goed voor u geweest.
Psalm 131: 1,2 HEERE, mijn hart is niet hoogmoedig, mijn ogen zijn niet trots, ook wandel ik niet in dingen die te groot en te wonderlijk voor mij zijn. Voorwaar, ik heb mijn ziel tot rust
en tot stilte gebracht, als een kind dat de borst ontwend is, bij zijn moeder, mijn ziel is in mij als een kind dat de borst ontwend is.
Mattheüs 11, vers 28
Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven.
Mattheüs 11, vers 29
Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel;
Jes. 9:5 - Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.
2 Samuel 22:2,3 - Hij zei: De HEERE is mijn rots en mijn burcht en mijn Bevrijder, mijn God, mijn rots, tot Wie ik de toevlucht neem, mijn schild en de hoorn van mijn heil, mijn veilige vesting;
Psalm 4:9 - In vrede zal ik gaan liggen en weldra slapen, want U alleen, HEERE, doet mij veilig wonen.
Psalm 9:10 - De HEERE is een veilige vesting voor de verdrukte,
Psalm 16:9 - Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich, ook zal mijn lichaam veilig wonen.
Psalm 18:3 - De HEERE is mijn rots en mijn burcht en mijn Bevrijder, mijn God, mijn rots, tot Wie ik de toevlucht neem, mijn schild en de hoorn van mijn heil, mijn veilige vesting.
Psalm 31:4 - Want U bent mijn rots en mijn burcht!
Psalm 31:24 - Heb de HEERE lief, al Zijn gunstelingen, want de HEERE beschermt de gelovigen,
Psalm 32:7 - U bent mijn schuilplaats, U beschermt mij voor benauwdheid,
Psalm 40:12 - HEERE, Ú zult mij Uw barmhartigheid niet onthouden; laat Uw goedertierenheid en Uw trouw mij voortdurend beschermen.
Psalm 91:1, 2 - Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten,
zal overnachten in de schaduw van de Almachtige.
Ik zeg tegen de HEERE: Mijn toevlucht en mijn burcht,
Jeremia 16:19 - HEERE, mijn kracht en mijn burcht.
Johannes 10:28-30 - Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, Die hen aan Mij gegeven heeft, is meer dan allen, en niemand kan hen uit de hand van Mijn Vader rukken.